Een verzameling van korte artikelen die in het verleden gepubliceerd zijn
Eind april hebben we Koningsdag gevierd. Voor vogelliefhebbers heeft deze dag nog een andere betekenis dan het vieren van de verjaardag van de Koning. Het is de dag dat de Gierzwaluwen terug komen. Niet dat dat perse op Koningsdag moet, maar veel scheelt dat niet. Meestal zit er maar vijf a zes dagen verschil tussen het ene of andere jaar. Er zijn natuurlijk altijd waarnemingen van vogels die al eerder gezien zijn, maar één zwaluw brengt nog geen zomer wordt altijd gezegd. Net zoals het met veel lange afstandstrekkers het geval is houden deze vogels geen rekening met het weer in Nederland maar keren ze de laatste week van april terug. Vanaf deze tijd kun je ze weer door de lucht zien en horen gieren. Ze hebben de winter doorgebracht in tropisch Afrika ten zuiden van de evenaar. Ze komen hier om te broeden en vertrekken eind juli begin augustus al weer naar Afrika. Van oorsprong broeden deze vogels op rotsen en in boomholtes. Tegenwoordig zijn deze vervangen door kunstmatige bouwsels. Wat broedplaats betreft zijn ze zeer honkvast en ongeveer de helft gaat elk jaar naar dezelfde broedplaats terug. Een kwart broedt binnen tien kilometer afstand van de vorige broedplaats. Deze broedplaatsen bevinden zich onder dakpannen en in nissen en spleten van het liefst hoge gebouwen en torens in steden en dorpen. Tegenwoordig worden in nieuwe gebouwen ook wel speciale neststenen aangebracht omdat nieuwbouwwijken geen natuurlijke nestplaatsen meer opleveren. Gierzwaluwen brengen hun hele leven in de lucht door. Alleen om te broeden komen ze op de zeer korte pootjes terecht. Niet op de grond want door hun korte pootjes en lange vleugels kunnen ze niet opvliegen. Ze laten zich daarom van de rand van het dak vallen en vliegen dan op. De pootjes hebben vier naar voren gerichte klauwtjes die zeer geschikt zijn om zich vast te hechten aan verticale wanden. Treft men zo’n vogel op de grond dan is het beestje niet ziek omdat hij niet opvliegt, hij kan dat niet. Je hoeft ze alleen maar omhoog te gooien en ze vliegen weer verder. Gierzwaluwen doen dus alles in de lucht. Eten drinken en zelfs slapen en paren doen ze in de lucht. Ook het nestmateriaal zoals strootjes en veren verzamelen ze in de lucht. Om een Gierzwaluw te zien zul je dus in de lucht moeten kijken. Je herkent de gierzwaluw aan de lange sikkelvormige vleugels die als het donker wordt nog als een silhouet te herkennen zijn. Ze scheren overal rakelings langs, op zoek naar insecten. Deze insecten verzamelen ze met ver opengesperde bek. Hiervan maken ze een voedselbal die ze later aan hun jongen voeren. Om dit voedsel te verzamelen legt een oudervogel soms wel 800 km per dag af. De jongen kunnen wel een paar dagen zonder voedsel. Ze brengen dan hun lichaamstemperatuur van normaal 38 °C terug tot 21° C. Gierzwaluwen zijn ook te herkennen aan het geluid, een fel srie-srie-srie. Op een zwoele zomeravond zul je ze zeker horen en zien. De inventarisatie van broedgevallen is moeilijk maar men schat dat er 30.000 tot 60.000 paren jaarlijks broeden. Dus ze zijn ook zeker bij u in de buurt.
Tot een volgende keer Toon Selten.
Gierzwaluw, foto @Geert Custers
Deze 46 cm grote vogel met zijn witte buik en flanken is aan de bovenzijde zwart met een blauwgroene tot purperen glans. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk getekend maar het vrouwtje kan wel iets kleiner zijn.
De soort is zo bekend dat zelfs mensen die in de stad wonen vaak zijn naam kennen. Ze lopen in een fiere houding met de kop rechtop en hun waakzame oog heeft vrijwel alles al heel snel gezien. Ook in de bomen bewegen ze zich heel behendig tussen de dunne takken door. Verder bezit de vogel zwarte poten en snavel die krachtig zijn en geduchte wapens vormen om de prooi te doden en vast te houden.
De Ekster is een van de meest weid verspreidde vogelsoorten. Ze komen voor over geheel Europa en in Azië tot in Indochina alsook in het noorden van Amerika. Het zijn taaie rakkers ze weten zich nog veel beter aan te passen aan allerlei veranderingen in hun biotoop dan Kraaien en Roeken.
Ze bouwen enorm grote nesten (zo groot als een voetbal) die meestal van boven dicht zijn en opzij een ingang hebben. De nesten zitten in hoge boomtoppen en ze zijn zo goed verankerd dat ze zelfs de ergste winterstormen kunnen doorstaan. Het nest wordt door beide ouders gebouwd en bevat 4 tot 8 eieren die alleen door het vrouwtje worden bebroed, terwijl het mannetje haar voert. De broedduur is ongeveer 18 tot 22 dagen en ze verzorgen één broedsel per jaar. De jongen blijven bijna een maand op het nest voordat ze uitvliegen. Hierna blijven ze nog zeker zes weken in de buurt van de ouders om te worden bijgevoerd.
Eksters zijn berucht als ‘rovers’ van eieren en jonge vogels. Reeds vroeg in het voorjaar kan men Eksters bosjes en heggen zien afzoeken naar nesten met eieren of jonge vogels. Ook nesten van Patrijzen en Fazanten worden soms leeggeroofd, hier stelen ze de eieren maar ook wel jonge kuikens.
Eksters eten bijna alles, van insecten en zaden die ze op de grond vinden tot aas en eendagskuikens. Vaak houden ze zich ook op bij parkeerplaatsen langs snelwegen omdat ze geleerd hebben dat hier nog wel eens iets extra’s kan worden meegepikt. Ook vuilniszakken zijn voor hen niet veilig, ze pikken ze open om de inhoud te onderzoeken op iets wat eetbaar is.
Van oudsher is bekend dat ze ook belangstelling hebben voor alles wat blinkt, zoals theelepeltjes, zilverpapier, zilveren muntjes, enz. niet om te eten maar om mee naar hun nest te sjouwen, met welk doel ze dat doen is niet bekend.
De grootste vijanden van de ekster zijn de Havik en de jager. De jager omdat ze in bepaalde delen van het land als schadelijk wild worden gezien. Dit komt ook omdat in bepaalde delen van het land de Havik minder voorkomt en hiermee verdwijnt ook een van de grootste natuurlijke vijanden van de Ekster.
Een jonge Ekster die uit het nest wordt gehaald of uit het nest is gevallen kan heel goed tam worden gemaakt. Dit deed men vroeger nog wel eens maar ik denk dat de jeugd hier tegenwoordig het geduld niet meer voor heeft. Van de andere kant is het toe te juichen dat de mens zich steeds meer bewust wordt van het nut van de natuur om hem heen en dat het beter is om dieren in hun natuurlijke omgeving te laten.
Tot een volgende keer, Jos Wijnen
Ekster, foto@Jos Wijnen
Zaterdagmorgen, om 06:15 uur staan we klaar voor de eerste vogeltelling/wandeling na corona-tijd. Het aantal deelnemers is mooi: 13 leden van de Golfhorst en 4 mensen van Vogelwerkgroep ’t Hökske. Het belooft een prachtige morgen te worden wat het weer betreft.
Omdat we met zoveel zijn, worden we door Fried in 2 groepen gedeeld. De ene groep gaat links om en de andere gaat rechts om. Beide groepen worden begeleid door een vogelaar-specialist van de vogelwerkgroep. Wat is het toch een prachtig gezicht als je s’morgens zo vroeg de lichte nevel nog boven de waterplassen ziet hangen op het golfterrein. We horen en zien allerlei soorten vogels en het wordt ons geduldig en perfect uitgelegd door John en Hans-Peter. We zagen dat de torenvalkkast dit jaar ook weer bezet is. Behalve vogels zien we ook veel hazen op de golfbaan. Na ongeveer 2 uur lopen waren we weer terug bij het clubhuis. Hier had Marieke een lekkere traktatie (yoghurt met verse aardbeien en granola) voor ons klaar staan. Onder het genot van koffie/thee hebben we de gegevens van de tellijsten van beide groepen geïnventariseerd en samengevoegd. In totaal hadden we 48 soorten gezien of gehoord, waaronder de wat minder bekende Braamsluiper, Oeverloper, Roodborsttapuit en Zomertortel. Dit is een mooi resultaat voor onze Golfbaan. Van enkele leden (dames) hoorden we na afloop dat ze voortaan heel anders op de golfbaan gaan spelen. Niet alleen oog voor het spel maar ook aandacht voor de geluiden van de vogels en de kleuren van de natuur.
Golfbanen bieden dus een hoge natuurwaarde en een goed leefgebied aan talrijke vogels, insecten, en andere dieren.
Een speciaal “dank je wel” voor John en Hans-Peter, (van de vogelwerkgroep), voor hun begeleiding.
Hans Appeldoorn
Zomertortel foto@Geert Lamers
Het is normaal dat jonge vogels hun nest verlaten als ze nog niet kunnen vliegen. Ze passen er gewoon niet meer in en leven een paar dagen in een boom of op de grond tot ze wel kunnen vliegen. In die periode zijn de ouders in de buurt, voeren nog wat bij en leren de jongen zelfstandig te worden. In negen van de tien gevallen helpt u het jong dus het allerbest door het met rust te laten. En wees gerust, zelfs als u de oudervogels niet ziet, zijn ze wel in de buurt. Ze zoeken voedsel of zijn zich voor u aan het verstoppen. Er zijn enkele zaken waar je rekening mee moet houden. Als het jong klein en kaal is of alleen wat donsveertjes heeft, hoort hij echt nog op het nest. Doe dit alleen als u zeker weet uit welk nest het diertje kwam en als het er sterk en gezond uitziet. Ziet u het nest en komen de ouders er nog bij? Zet het jong dan voorzichtig maar snel terug, handschoenen dragen is niet nodig. De ouders zullen het jong meestal gewoon verzorgen. Als het jong nog niet kan vliegen, maar wel gewoon veren heeft, moet u het laten zitten en rust gunnen. Als het jong wel veren heeft, maar in gevaar is, omdat het bijvoorbeeld langs een drukke weg zit of in de buurt van een kat, mag u het verplaatsen. Zet het jong dan op een veilige plek, zoals een beschutte tak in een struik, of wat verder de berm in. Zet het niet te ver weg. Het kuiken moet op gehoorafstand blijven, anders kunnen de oudervogels het niet terug vinden. Heeft u zelf een kat? Houd hem dan een paar dagen binnen tot de jonge vogels uit hun meest kwetsbare fase zijn en kunnen vliegen. Of vraag de buren dat te doen. Als een jonge vogel duidelijk ziek of gewond is, belt u de Dierenambulance (Dierenbescherming) via het landelijke meldingsnummer: 144 of Dierenambulance (Dierenlot). Bel de Dierenambulance dus níet als het jong veren heeft en gezond oogt. Het is normaal dat het nog niet kan vliegen. Weet u het niet zeker bel dan ook een van bovenstaande, zij hebben verstand van zaken en weten bijvoorbeeld hoe u een gewonde vogel opvangt tot hulp arriveert. Neem geen vogels mee naar huis om het zelf proberen te redden, meestal leidt dit tot de dood van het dier. Vogels hebben specialistische zorg nodig die u niet kunt bieden, Dierenambulance en Dierenlot weten wel hoe deze zorg geleverd kan worden. Verder verbiedt de wet het en bent u strafbaar als u een jonge vogel mee naar huis neemt. Er zijn uitzonderingen bv gier-, boeren-, en huiszwaluwen, die goed kunnen vliegen zodra ze het nestkommetje uitkomen. Als u die op de grond vindt, is er iets mis en belt u 144. En nog een ander apart geval zijn uilskuikens. Die zijn al op zeer jonge leeftijd mobiel en klauteren in en rond hun nestboom voordat ze er zelfs maar half aan toe lijken. Als u een jonge uil ziet, laat hem dan waar hij is, in zijn maar ook in uw belang. Dichterbij komen kan een fikse aanval van beschermende uilenouders uitlokken.
Bron: Vogelbescherming Nederland.
Jonge merel, foto @Jan Houwen
Op een Huismus wordt meestal sceptisch gereageerd, och das een gewone flors of floers, joerts, of vul zelf de naam maar in die je er aan geeft. Ze hebben allerlei namen en worden soms als ongedierte beschouwd. Vroeger had menigeen thuis een luchtbuks staan en dan was de mus een leuk doelwit om op te schieten. Meer dan nu hadden ze er destijds ook meer hinder van. Vooral boeren met kippen hadden niet zulke dichte hokken als nu. Dus pikte de mus daar ook graag een graantje mee. Ondanks dat er op gejaagd werd, hebben ze zich over de hele wereld weten te verspreiden. Behalve op Antarctica, komen ze over de hele wereld voor. Van New York tot Melbourne en van Helsinki tot Kaapstad. Zelfs in Moskou weten ze daar de strengste winter te overleven. Dit overleven kunnen ze natuurlijk mede doordat ze altijd in de nabijheid van mensen verblijven. Ze heten niet voor niets wetenschappelijk, Passer Domesticus.. Dat Domesticus staat voor gedomesticeerd, wat wil zeggen tot huisdier gemaakt. Dit is echter nooit gebeurd, niemand heeft ze tam gemaakt, net als een hond, koe of paard. Maar omdat ze altijd in de nabijheid van mensen verblijven, beschouwd men ze min of meer zo. Ze leren precies hoe ze van de mens kunnen profiteren en weten precies waar wat te halen valt. Het zijn overlevers die hun weerga niet kennen. Toch zijn de aantallen in Nederland sinds 1975 ongeveer gehalveerd. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat ze zo goed als niet op trek gaan. Ze blijven meestal binnen een paar honderd meter van de plaats waar ze geboren zijn. Vroeger met de oude daken zonder isolatie konden ze gemakkelijk nesten daaronder maken. Maar tegenwoordig lukt dat niet gemakkelijk en moet men nestgelegenheid creëren. Gemeentes zouden bij bouwplannen hier rekening mee kunnen houden. Toch zijn ze nog altijd nummer een, bij de tuinvogeltelling. Dit heeft uiteraard te maken met hun groot aanpassingsvermogen. Hoe ze eruit zien hoef ik niet te beschrijven, iedereen kent ze wel. Alleen het verschil tussen man en vrouw is dat de mannen een zwarte vlek onder de snavel hebben. Het zijn dan maar gewone mussen, maar ze brengen toch leven in de brouwerij met hun vrolijke gekwetter.
Tot een volgende keer, Toon Selten.
Huismus, foto @Geert Custers
Wilt u uw kennis vergroten over vogels of heeft u een vraag? Stuur een mailtje naar info@vogelwerkgroephokske.nl en stel uw vraag of kijk voor informatie over de vogelwerkgroep op de site van de Vogelwerkgroep www.vogelwerkgroephokske.nl