een vereniging van vrijwilligers die zich inzet voor vogels
Elsbeemd 2024
Al vele jaren tel ik alle broedvogels in de Elsbeemd samen met mede-teller Noud Janssen. Het teljaar 2024 is al even afgesloten en ik had de resultaten nog niet buiten onze vereniging gedeeld. We hebben afgelopen jaar 11 keer gelopen bij zonsopkomst, 2 keer iets later in de ochtend en 3 keer bij zonsondergang.
In 2024 was het voorjaar erg nat en natte jaren leiden bij de Elsbeemd vaak tot leuke telresultaten. Ook over 2024 mogen we tevreden zijn. Met in totaal 557 territoria zitten we een stuk onder de 601 van 2023. Het aantal verschillende soorten ligt met 57 soorten 1 soort onder 2023, maar ligt nog steeds ruim boven het gemiddelde van de aflopen 23 jaar. In 2024 hadden we van 8 soorten die in 2023 nog wel een territorium hadden, geen territorium. Op zich is dit een flink aantal, maar als je kijkt naar de soorten dan zitten hier soorten bij die wel waargenomen zijn, maar onvoldoende om een territorium te krijgen. Dit zijn vaak soorten die ook goed net buiten de Elsbeemd kunnen broeden. Ook zitten er enkele soorten bij die gewoon lastig waar te nemen zijn.
Naast 8 afvallers hadden we ook 7 nieuwkomers. De Kuifeend was er opvallend vaak en lang dit jaar, wat geleid heeft tot een territorium. De Waterral en de Watersnip waren vanaf 2015 weg, maar zijn nu terug. Vooral de waarneming van de zingende Watersnip was er een die kippenvel bezorgde. De Boomleeuwerik hing de laatste jaren al tegen de zuidgrens van de Elsbeemd aan en zat er dit jaar duidelijk in. Met een mooie waarneming van de pas uitgevlogen jongen was het bingo! De Gekraagde Roodstaart heeft zich sinds 2018 weer laten zien en ook de Sprinkhaanzanger ratelde weer na 2 jaar afwezigheid. De altijd lastige Grauwe Vliegenvanger was in 2017 voor het laatst aanwezig en nu dus ook weer.
Bij het maken van het jaarverslag probeer ik ook altijd opvallende waarnemingen of tendensen eruit te halen. Dit is altijd gevaarlijk om conclusies aan te hangen, aangezien we geen professionele tellers zijn. Een opvallende tendens is wel de daling van 44 territoria. Deze had ik op basis van alle tellingen niet verwacht. Als ik kijk naar de oorzaak van deze daling dan zie ik vooral bij de vroege soorten een daling. Winterkoning, Heggenmus, Roodborst, Tjiftjaf, Pimpelmees, Koolmees en Boomkruiper hebben allemaal 3 tot 9 territoria minder en dan zit je al bijna op het verschil. De meeste echte zomergasten hebben het prima gedaan. Ik vermoed dan ook dat het extreem natte voorjaar ervoor heeft gezorgd dat het eerste legsel een hele lastige is geweest en dat de zomergasten hier veel minder last van hebben gehad of misschien zelfs voordeel bij hebben gehad.
Een soort waar ik komend jaar benieuwd naar ben is de Gele Kwikstaart. Deze heeft het de laatste jaren goed gedaan op de lelie- en pioenrozenpercelen die tegen de Elsbeemd aan liggen en bij het telgebied horen. De planten zijn nu echter gerooid en ze zullen dus een ander gewas moeten zoeken. Tot slot nog de Roodborsttapuit. Hier ging het een aantal jaren wat minder mee, althans in het telgebied (net daarbuiten zat hij volop). In 2024 zat hij weer volop in het gebied.
Inmiddels zitten we alweer kort voor het begin van het nieuwe telseizoen. Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat ze de komende winters flink willen gaan snoeien aan de houtsingels tussen de graspercelen. Het gebied zal hierdoor meer open gaan worden waardoor de gras/kruidenpercelen meer ruimte krijgen. Ik ben benieuwd naar het effect op de vogelstand. Ik zal jullie in 2025 hiervan op de hoogte houden.
John Raedts
De Slechtvalk
De formule 1 races zijn inmiddels achter de rug. De een zal dat jammer vinden die van hoge snelheden houdt, de ander niet. Als het echter om hoge snelheden gaat hebben wij een vogel die Max Verstappen in de schaduw zet. Ik weet niet wat de hoogst gemeten snelheid van Verstappen is, maar die van de Slechtvalk is 389 km per uur, in een duikvlucht. Tijdens een vlakke vlucht halen ze snelheden van ruim boven de 100 km per uur. Ze zijn ook zeer wendbaar in de lucht.
De Slechtvalk is de grootste valkensoort in ons land. Net als bij alle roofvogels is het vrouwtje zwaarder dan het mannetje. Ze zijn vooral bekend van de valkenjacht in de middeleeuwen. Toen werden ze vooral door de adel gebruikt om indruk te maken. Echter al voor onze jaartelling werden ze door nomaden zoals Mongolen gebruikt om in het levensonderhoud te voorzien.
In de tweede wereldoorlog werden er veel afgeschoten om te voorkomen dat ze postduiven pakten die boodschappen moesten overbrengen. Echter de grootste neergang vond plaats in de jaren 60 en 70. Toen gingen ontzettend veel roofvogels dood door het toen nog toegestane pesticide DDT. Roofvogels zoeken nu eenmaal gemakkelijke prooien en dat zijn door ziekte of andere oorzaken verzwakte dieren. Zodoende kregen ook zij het gif binnen. De Slechtvalken werden daarvan eveneens de dupe. In Nederland en België kwamen ze vrijwel niet meer voor. Door strenge maatregelen, o.a. in 1973 kwam hier een verbod op DDT, steeg de populatie weer. In 1992 werden er door Sovon vogelonderzoek weer 3 broedparen geteld. In 2020 werden weer 205 broedparen geregistreerd. Dat DDT lang doorwerkt kwam aan het licht bij een recent onderzoek waaruit blijkt dat nu, ruim 50 jaar na het verbod, deze stof nog steeds wordt gevonden in dode jonge Koolmezen.
We doen er nu mede door Vogelbescherming alles aan om Slechtvalken te helpen. Op verschillende hoge punten zoals kerktorens en zendmasten zijn nestkasten geplaatst. Ze zitten namelijk graag hoog. Ook op onze kerk worden er regelmatig waargenomen. Rond kerktorens zitten namelijk dikwijls duiven en dat is hun lievelingsprooi. Dit vinden postduivenhouders niet leuk, ze maken namelijk geen onderscheid tussen stadsduiven en postduiven.
Via beleef de lente in het voorjaar zijn de verrichtingen van deze snelheidsduivels te volgen.
Tot een volgende keer Toon Selten.
Foto@Geert Custers
Sterfte onder de vogels
In 2016 werden we opgeschrikt omdat er veel dode Merels werden gevonden. Er bleek een virus onder deze vogels te heersen, het zogenaamde Usutuvirus. De jaren daarop verdween dit weer. We hadden de hoop dat ze er immuun voor waren geworden. Helaas is onze hoop niet uitgekomen, want inmiddels is het virus weer terug.
Wat is dit Usutuvirus? Het Usutuvirus is een vogelvirus dat door muggen overgedragen kan worden. Het virus komt oorspronkelijk uit Afrika, waar het al sinds 1959 voorkomt en is vernoemd naar de Usutu rivier in Swaziland. In 2012 zorgde het Usutuvirus bij onze Duitse buren voor een massale sterfte onder de Merels. Het virus komt vermoedelijk door trekvogels onze kant op. In 2001 stak het voor de eerste keer de kop op in Oostenrijk en van daaruit spreidde het zich uit over Europa met als triest dieptepunt Duitsland. In 2012 sloeg het virus massaal toe bij onze oosterburen; volgens schattingen stierven toen ruim 300.000 Merels. Vooral in Noordrijn Westfalen, dus grenzend aan Nederland. Bij de Vogelbescherming komen nu ook veel meldingen binnen van dode Merels en via onderzoek is vast komen te staan dat het inderdaad weer om het Usutuvirus gaat. Er zijn geen mogelijkheden om de uitbraak tegen te gaan voor dit voor mensen redelijk ongevaarlijke virus. Er zijn sinds het begin van de uitbraken tot nu toe maar vijf meldingen van patiënten met het Usutuvirus bekend. Maar vind u een dode Merel, ben dan wel voorzichtig. Stop hem in de grond maar raak de vogel niet met de blote handen aan.
Om een beeld te krijgen van aantallen en van de plekken waar het Usutuvirus rondwaard, kunt u melding maken bij het Dutch Wildlife Health Centre via het meldingsformulier. Net gestorven vogels kunnen namelijk nog op het virus worden onderzocht. Het DWHC doet al jaren onderzoek naar verschillende vogelziektes en onderzoekt vogels dus ook op de aanwezigheid van het Usutuvirus.
Dode vogels kunt u ook melden op de site van SOVON vogelonderzoek Nederland. De zieke Merel kunt u gemakkelijk herkennen. Ze zien er, ook als er veel voedsel aanwezig is, ongezond en verzwakt uit. Ze zijn makkelijk te benaderen, hebben een slordig verenkleed en zijn sterk vermagerd. Verder hebben ze evenwichtsstoornissen en kunnen ze soms moeilijk vliegen. Na twee tot drie dagen zijn ze dood. Merels blijken het meest gevoelig te zijn maar ook bij Huismus, Pimpelmees, Groenling, Roodborst en enkele uilensoorten is het virus aangetroffen.
Ook van andere vogelsoorten zijn er meer meldingen van sterfte dan normaal. Bij de Groenling, welke ook bekend staat als vatbaar voor het Usutuvirus, heeft onderzoek uitgewezen dat deze aan een andere ziekte sterven, namelijk Trichomonas gallinae. Vooral onder duiven liefhebbers bekend als het Geel. Dit is een eencellige parasiet uit het Trichomonas-geslacht en veroorzaakt een aandoening van de bovenste luchtwegen die vooral bij duiven voorkomt maar soms ook bij zangvogels. Uiterlijk ziet het er uit als een kazig abces in de keelholte. De vogels komen in ademnood en sterven door verstikking of voedseltekort. Op dit moment wordt vooral de Groenling hierdoor getroffen. De besmetting komt vooral voor door snavel contact. Ook roofvogels en uilen kunnen besmet raken door het eten van geïnfecteerd vlees.
Besmetting kan ook worden overgedragen door geïnfecteerd water. De bacterie kan 20 minuten tot 5 uur in water overleven afhankelijk van de zoutgraad. Wat kan je doen om infectie te voorkomen? Badjes, water, voerstations moeten regelmatig worden schoongemaakt. Bewaar zaden droog. Verwijder zo snel mogelijk natte zaden op de voerplaats. Dode vogels kunt u op dezelfde manier melden als bij het Usutuvirus. We hopen dat we gauw weer verlost zijn van deze ziektes. Onze vogels hebben het toch al moeilijk genoeg.
Tot de volgende keer Toon Selten.
Waar zijn de roestplaatsen van ransuilen gebleven en
heeft u wellicht er één in uw tuin?
Ransuilen verzamelen zich als “families” in de periode oktober-februari om vervolgens als koppel terug te gaan naar hun territorium om te broeden in een oud kraaiennest of eksternest.
Roestplaatsen Ransuilen.
Overdag zitten Ransuilen met groepjes verscholen in een boom zoals een grote conifeer, grove den, taxus of spar, de zogenaamde roestplaatsen. Vooral in tuinen met grote coniferen/sparren aan dorpsranden met open weiland tref je ze aan, maar ook op kerkhoven midden in het centrum of langs bospaden.
Typisch zijn het aantal braakballen (3-5 cm lang) en witte poepvlekken die je onder een roestboom vindt. Hierin bevinden zich de schedels en botjes van muizen.
Doorgeven roestplaatsen en prijs te winnen.
Heeft u momenteel zo’n roestplaats in uw tuin of dit enkele jaren geleden gehad? Dan vernemen we deze info graag van u via mail: winterslaapplaatsen.ransuilen@gmail.com.
Deel dit bericht a.u.b. met bekenden van u en laten ze een bericht sturen naar de betreffende mail.
Vogelwerkgroep ’t Hökske coördineert dit nieuwe project om meer inzicht te krijgen over de verspreiding en aantallen van Ransuilen. Het is nodig want de Ransuil neemt sterk in aantal af.
We nemen dan vrijblijvend contact met u op. En de prijs dan? Dat hoort u zodra we contact opnemen. De prijs wordt gesponsord door het Natuurbelevingscentrum Vivara in Venray.
Ralf Bovee
Foto@Geert Custers